Kennisbank KwaliteitsCriteria VTH
Veel vragen zijn al eens gesteld. Vind hier je antwoorden!

Kennisbank KwaliteitsCriteria VTH

Op LinkedIn publiceren wij regelmatig interessante vragen met betrekking tot ons werk en de KwaliteitsCriteria VTH. Wil je hiervan op de hoogte blijven volg ons dan op LinkedIn!

Het is zover: de nieuwe versie van de KwaliteitsCriteria (KC3.0) is verschenen en treedt op 1 januari aanstaande in werking! 🎉

De eerste indruk is positief: er zijn duidelijke verbeteringen ten opzichte van versie 2.3. Hoewel er nog wat onderzoek nodig is om alle verschillen in kaart te brengen, vallen nu al een paar zaken op. Zo zijn veel doublures die sinds versie 2.1 aanwezig waren, grotendeels verdwenen. Daarnaast is er een nieuw deskundigheidsgebied toegevoegd voor de ‘adviseur fysieke leefomgeving’.

Opvallend is ook dat nu expliciet is vastgelegd dat inhuurkrachten moeten voldoen aan de KC, een punt dat in het verleden voor discussie zorgde. Gelukkig hebben veel omgevingsdiensten dit inmiddels al opgenomen in hun inkoopproces.

Zijn er nog verbeterpunten? Jazeker. De afstemming tussen KC3.0 en de Wkb kan beter, en er is nog wat inconsistentie in de gebruikte terminologie voor aanvullende opleidingen. Maar het goede nieuws is dat de KC voortaan structureel onderhouden wordt.

Een vraag die je op verschillende manieren kunt interpreteren. Mijn interpretatie: Gaat het bij de KwaliteitsCriteria (KC) nu om de K van de kennis die een VTH-professional heeft of om de C van de cursus die hij heeft gevolgd? (een andere keer zal ik ingaan op de vraag of het om de Kwaliteit of om de Criteria gaat).

Deze vraag vloeit voort uit de met stip meest gemaakte opmerking in een portfoliogesprek: “Ik heb die basiscursus niet gevolgd, ik voldoe niet aan dat criterium. “Ik stel dan altijd de vraag: Vertel, welke kennis heb je van dit onderwerp? Vaak volgt er dan een beschrijving van een casus die de VTH-professional in de praktijk heeft meegemaakt. Na wat doorvragen blijkt dan dat er wel degelijk voldoende kennis aanwezig is. Meestal stel ik daarna nog de controle vraag: Stel je gaat die basiscursus volgen ga je daar nog wat leren? Want dat is in essentie de vraag die gesteld moet worden. Resteert er een ontwikkelpunt? en niet: welk certificaat ontbreekt er?

Wat mij betreft gaat het daarom om de K van kennis en niet om de C van cursus. Ik hoop dan ook dat in een volgende versie van de KwaliteitsCriteria het woord cursus of opleiding niet meer voorkomt maar vervangen wordt door leerdoelen en competenties.

Een vraag die ik mijzelf met enige regelmaat stel. Natuurlijk sta ik achter het in beeld brengen van deskundigheid en een EVP-traject is daar een goed middel voor. Kennis en kunde wordt onafhankelijk gevalideerd en ontwikkelpunten komen aan de oppervlakte. Maar moet je de beoordeling dan eens in de x jaar herhalen? Wat is handig, wat is verstandig? 

Allereerst wil ik benadrukken dat een herhaling wel zinvol is als een VTH-professional van rol veranderd. Dan is het goed om te kijken hoe het met zijn deskundigheid gesteld is t.o.v de nieuwe deskundigheid. Ook als de criteria wijzigen (zoals bij de invoering van de KC2.2 is het belangrijk om te kijken wat dit betekend voor de mate van deskundigheid. Voor alle overige situaties ben ik geneigd om te stellen dat als permanente educatie wordt ingezet, het herhalen van een EVP-traject een rituele dans is die niet snel wat op zal leveren. 

Ontwikkelpunten uit een eerste EVP-traject worden over het algemeen vertaald naar een persoonlijk ontwikkelplan. Met het uitvoeren van dit plan verbeterd de deskundigheid (t.o.v. de geldende criteria). Maar moet die verbetering vervolgens ook nog gevalideerd worden in een EVP-traject of is dat de taak/rol van de opleider? 

Alles overziend denk ik dat je daarom beter kunt investeren in permanente educatie dan het herhalen van EVP-trajecten.

Met de Wkb in aantocht is dit een vraag die steeds vaker gesteld wordt. Om hier antwoord op te kunnen geven moet je toch eerst duidelijk hebben om de helder te hebben welke eisen er in de BRL5019 zijn opgenomen ten aanzien van opleiding, kennis en ervaring. In de BRL is hier het volgende lijstje voor opgenomen (voor gevolgklasse 1):

  • Basisopleiding: Een bouwkundige of civieltechnische opleiding op MBO-niveau;
  • Werkervaring: Ten minste vijf jaar relevante en aantoonbare ervaring met het toetsen van bouwplannen of het diploma PHbo Bouwbesluitdeskundige.
  • Vlieguren: ten minste drie projecten per jaar zelfstandig uit voeren.
  • Aanvullend opleiding: Aanvullende basisopleiding Bouwbesluit.
  • Aanvullende kennis: Actuele kennis van normen en voorschriften.
  • Aanvullende kennis: Bijhouden van wijzigingen van de bouwregelgeving op het gebied van algemene bouwkunde.
  •  

Wat meteen opvalt als je deze criteria met de criteria van de bouwplantoetser in de KwaliteitsCriteria vergelijkt is dat de meeste kennis met betrekking tot het juridisch kader niet nodig is volgens de BRL. Daarnaast en dat is ook een significant verschil kan alleen aan deze criteria worden voldaan als er een vorm van permanente educatie plaatsvindt.

De ABW I en II zijn begrippen in BWT land. De BOB zal ook met instemming kennis hebben genomen van het feit dat de ABW I en II ook letterlijk in de KwaliteitsCriteria VTH zijn opgenomen. En toch is het antwoord op deze interessante vraag nee. Je hoeft geen ABW I diploma van de BOB te hebben om aan de KC te voldoen. 

Ten eerste heeft de BOB niet het monopolie op goede opleidingen voor BWT-medewerkers. Daarvan hebben wij er bij onze EVP-trajecten verschillende van voorbij zien komen. Ten tweede is een opleiding, cursus of training niet de enige manier om kennis te vergaren en vaardigheden te ontwikkelen. Ook de de praktijk van alle dag biedt alle kans om dit te doen. Ten derde kun je natuurlijk ook verschillende cursussen stapelen waardoor je uiteindelijk dezelfde materie beheerst als dat je na het doorlopen van ABW I zou beheersen. 

Het gaat er dus niet om of je een ‘papiertje’ hebt gehaald maar of je de kennis hebt opgedaan die nodig is voor je werk. Hoe je die kennis hebt opgedaan is van ondergeschikt belang. Dus voel je vrij om van je collega wat op te steken of door zelfstudie je kennis te verbeteren. Of beter nog, zoek een praktijkcasus waar je de kennis voor nodig hebt. Dat is niet alleen leuk maar ook nog eens heel effectief!

Nee dat hoeft niet, maar daaraan zou ik wel een voorwaarde willen verbinden. Want als je op dit moment alle kennis in huis hebt om je vak deskundig uit te voeren en je doet er vervolgens drie, vier jaar niets mee dan ben je niet meer bij in je vak en kun je niet meer presteren op je dat nu kan.
Het is dus zeker van belang om bij te blijven in je vak. Een EVP is een mooi vertrekpunt om je ontwikkelpunten vast te leggen en van daaruit door te bouwen aan je deskundigheid. Herhalen van een EVP heeft eigenlijk alleen zin als de je een ander vak gaat uitoefenen (bijvoorbeeld van vergunningverlener naar specialist) of als de criteria veranderen zoals de KwaliteitsCriteria 2.2.

Ja hoe zit dat eigenlijk. Je wil je verder verdiepen in een onderwerp en tegelijk nog beter gaan voldoen aan de KwaliteitsCriteria. Dan is het wel handig om vooraf en niet achteraf te horen of de inhoud van de cursus matcht met de criteria. Ja, we maken het echt mee dat deelnemers aan een EVP er van overtuigd zijn dat de cursus of opleiding die ze gedaan hebben voldoet aan de KwaliteitsCriteria en dat wij na enig onderzoek moeten vast stellen dat dit niet (helemaal) het geval is.

Maar hoe weet je nu vooraf of een opleiding voldoet? Je kunt die vraag natuurlijk aan ons stellen. Maar een onafhankelijk keurmerk is hier een betere oplossing voor. Veel opleiders hanteren zinnen als “Deze opleiding voldoet aan de KwaliteitsCriteria”. Dat is een goed begin maar omdat het niet een onafhankelijke uitspraak is is het ook geen garantie.

Het KennisCentrum VTH verzorgt al enige jaren voor een aantal opleiders een dergelijke onafhankelijke toetsing. Wij beoordelen voor deze opleiders de inhoud van de opleiding/cursus in relatie tot de KwaliteitsCriteria. Bij voldoende resultaat mag de opleider ons keurmerk “onafhankelijk getoetst aan de kwaliteitscriteria” hanteren.

Om maar met de deur in huis te vallen: Erg relevant, maar ook erg complex als je naar de letter wil handelen. De opstellers van de KwaliteitsCriteria hebben met het vliegurencriterium een helder signaal af willen geven over de noodzaak om bij te blijven in je vak. De vorm van het vliegurencriterium is echter minder gelukkig gekozen. Dit leidt er toe dat in sommige organisaties dit criterium helemaal buiten beschouwing wordt gelaten. Erg jammer want bijblijven in je vak is belangrijk!

Bij de EVP-trajecten die wij uitvoeren doen we er wel een uitspraak over maar de waarde daarvan is vergankelijk. Want hoe is de situatie over een jaar? En ook lastig, hoe ga je om met VTH-professionals die in verschillende rollen worden gedetacheerd bij verschillende opdrachtgevers? En, hoe ga je om met mensen die een deel van de activiteiten die bij het deskundigheidsgebied (niet) uitvoeren? Allemaal vragen die we uitsluitend kunnen beantwoorden vanuit het doel van het vliegurencriterium. Namelijk, de aandacht voor het blijven in je vak. Permanente educatie zou dan ook in mijn ogen een waardige vervanger kunnen zijn voor het vliegurencriterium.

Deze vraag hoor en lees ik regelmatig. Want hoe zit het nu mag een gemeente of een omgevingsdienst een VTH-professional inhuren die niet voldoet aan de KwaliteitsCriteria? Het antwoord hierop is ja, dat mag/kan. Er is hier echter wel een maar in dit verhaal. Gemeenten en Omgevingsdiensten moeten wel aan de KwaliteitsCriteria voldoen en zich daarom wel op de hoogte stellen van de kwaliteit die ze met de inhuur in huis halen. Die kwaliteit kan (deels) inzichtelijk worden gemaakt door een EVP-rapportage. Er zijn omgevingsdiensten die hier in de aanbesteding extra punten voor geven. Bij andere aanbestedingen wordt het verplicht gesteld dat kandidaten voldoen aan de KwaliteitsCriteria. Dat vindt ik zelf niet zo’n slimme manier om te selecteren.  Je sluit er kandidaten mee aan die mogelijk niet voldoen op een onderdeel van de criteria die voor het uitvoeren van de opdracht niet relevant is.

Ja er zijn inderdaad gemeenten en omgevingsdiensten die dit als voorwaarde in hun aanbestedingsregels opnemen! Hoe gek het ook klinkt , ik ben daar geen voorstander van. Op deze manier sluit je namelijk kandidaten uit die mogelijk heel geschikt zijn voor het werk maar op een onderdeel onvoldoende scoren dat niet relevant is voor die opdracht. Stel, je gaat nieuwbouwplannen beoordelen voor de gemeente Almere maar je hebt geen verstand van monumenten. Strikt genomen kan je dan niet aan de KwaliteitsCriteria en dus ook niet aan de aanbestedingsregel zoals hiervoor beschreven voldoen. Beter is het om als aanbestedende partij te vragen naar een overzicht van de criteria waar een kandidaat aan voldoet. Dan kan op basis van die gegevens de juiste keus worden gemaakt.

Regelmatig worden er medewerkers bij ons aangemeld om te toetsen op deskundigheidsgebied 27. Dit nieuwe deskundigheidsgebied heeft de titel “Energie en Duurzaamheid” meegekregen. Met deze toevoeging in de KC2.2 is eindelijk invulling gegeven aan de behoefte om het specialisme energie een waardige plaats te geven in de KwaliteitsCriteria. Echter wat blijkt, het merendeel van de medewerkers die hiervoor bij ons aangemeld worden zijn geen energiespecialist maar handhavers die aspect-controles uitvoeren op het onderwerp energie. Daar is overigens niks mis mee want hier is nog genoeg resultaat te boeken. Maar waar gaat het dan fout? Als je de activiteiten leest die bij deskundigheidsgebied 27 horen dan moet je de conclusie trekken dat deze niet bedoeld zijn voor een energie toezichthouder. Nee, dit deskundigheidsgebied is bedoeld voor de energie-specialist die net als de bodem- en de geluidspecialist zijn VTH-collega’s adviseert en ondersteunt. Gelukkig, en daar ben ik eigenlijk wel positief mee verrast, zie ik inmiddels ook echte energie-specialisten die op deze wijze invulling geven aan het werk. Wat heb ik toch een mooi vak!

Naar verluid hebben er in een van de conceptversies van de KwaliteitsCriteria ook competenties gestaan. De onderhandelende partijen kwamen er echter niet uit of en hoe je dit in de toekomst kon gaan handhaven. Om die reden zijn competenties in de eerste definitieve versie (2.1) geschrapt. Jammer want competenties zijn in belangrijke mate bepalend voor het succes van de VTH-professional. Inmiddels wordt er gewerkt aan een volgende versie van de KwaliteitsCriteria die meer afgestemd is op de Omgevingswet. Aangezien in het kader van de Ow competenties erg belangrijk worden geacht verwachten wij dat deze in de volgende versie van de KwaliteitsCriteria (opnieuw) een plek gaan krijgen.

Het korte antwoord op deze vraag is: Nee. Los van het feit dat er ook in de nieuwe versie van de KwaliteitsCriteria verwezen wordt naar vervallen wetgeving zijn er ook criteria die om situatie specifieke redenen buiten beschouwing gelaten kunnen worden. Denk daarbij aan de bouwplantoetser die geen kennis heeft van monumenten. In een gemeente waar geen monumenten zijn is dat geen probleem. Een dergelijk criterium kan dan als niet relevant worden aangemerkt. Uiteraard kan het ook afhankelijk zijn van je werkpakket. Als je als milieutoezichthouder nooit een milieujaarverslag hoeft te beoordelen omdat dat door iemand anders in de organisatie wordt gedaan dan is kennis die je daarvoor nodig hebt niet relevant om deskundig je werk uit te voeren. In beide voorbeelden is het wel van belang dat vastgelegd wordt waarom een criterium als niet relevant is aangemerkt, geheel in lijn met het comply or explain adagium.

Deze vraag werd mij gesteld door een handhavingsjurist die nog niet zo lang in het vak zat. Ik vond het wel een intrigerende vraag omdat het snelle antwoord “nee natuurlijk niet” erg voor de hand ligt. Maar is het ook wel zo logisch? Om te beginnen zullen tot de inwerkingtreding van de Ow besluiten (mede) gebaseerd worden op de Wro. Als beginnende jurist is het daarom (afhankelijk van je takenpakket) juist wel nodig hier enige kennis van te hebben. Daarnaast kreeg ik een nieuw inzicht van een andere jurist die aangaf dat het in het kader van het overgangsrecht straks juist belangrijk is om wel de actuele kennis van de Wro in huis te hebben. Alleen dan kun je het overgangsrecht goed toepassen.

Het is maar één van de vele voorbeelden die betrekking hebben op het verouderen van kennis door nieuwe ontwikkelingen. Het werkveld van de VTH-professional is voortdurend in beweging. Wet- en regelgeving veranderd continu. Inzichten, technologieën en techniek veranderen ook. Dat maakt dat je als VTH-professional voortdurend inspanningen moet leveren om bij te blijven in je vak. Heb je ooit een EVP-traject doorlopen dan is er een momentopname gemaakt van de aangetoonde kennis van dat moment. Op onze EVP-rapportages staat:

“De geldigheid van de bevindingen in deze rapportage is 3 jaar. Er wordt van de kandidaat verwacht dat hij/zij de actuele ontwikkelingen binnen het beoordeelde deskundigheidsgebied bijhoudt en de bijbehorende activiteiten blijft uitvoeren.”

Met andere woorden als de PGS wordt vernieuwd en je wil blijven voldoen aan de KwaliteitsCriteria dan moet je je verdiepen in die wijziging en de nieuwe PGS je eigen moeten maken.

Ik krijg deze vraag nog regelmatig van zowel mensen die bij een gemeente werkzaam zijn en van medewerkers van Omgevingsdiensten. Eigenlijk verbaasd mij die vraag want blijkbaar ben je dan niet op de hoogte van de lokale afspraken met betrekking tot het VTH-beleid.

Destijds is er op aandringen van de VNG voor gekozen om de KwaliteitsCriteria niet in bij wet te verplichten maar in plaats hiervan gemeenten te verplichten om een verordening VTH-kwaliteit vast te stellen. In deze verordening is dus vastgelegd dat (voor de basistaken) aan de KwaliteitsCriteria moet worden voldaan.

Wat alleen vaak vergeten wordt is dat de KwaliteitsCriteria bepalen dat ze ook van toepassing zijn op de inhuur. Dus als een omgevingsdienst een toezichthouder milieu inhuurt dan moeten zij zich op de hoogte stellen van de deskundigheid van deze inhuurkracht in relatie tot de KwaliteitsCriteria. Dit laatste is misschien wel het meest onbekende en onderbelichte aspect van de KwaliteitsCriteria. Ik ken niet veel omgevingsdiensten die hier ook serieus werk van maken. De keerzijde daarvan zijn detacheerders kandidaten aanbieden die soms onvoldoende gekwalificeerd zijn met alle gevolgen van dien. Die KwaliteitsCriteria zijn zo gek nog niet!

Dit heeft in het verleden al heel vaak tot misverstanden geleid. Want in de KwaliteitsCriteria staat dat je basiscursus zus en basiscursus zo moet hebben gevolgd. Tenminste zo wordt dat vaak (ten onrechte) geïnterpreteerd.

Want is een cursus nu de enige manier om je kennis te verbreden of te verdiepen? Uit onderzoek weten we dat 10% van onze kennis zijn basis vindt in traditionele opleidingen en cursussen. 10%! De rest leren we in de praktijk. Het grote voordeel daarvan is dat het in de praktijk geleerde ook nog eens veel beter blijft ‘ hangen’.

Terug naar de vraag: Moet ik een cursus volgen om te voldoen? Nee, natuurlijk niet. Het gaat er niet om of je een ‘papiertje’ hebt gehaald maar of je de kennis hebt opgedaan die nodig is voor je werk. Hoe je die kennis hebt opgedaan is van ondergeschikt belang. Dus voel je vrij om van je collega wat op te steken of door zelfstudie je kennis te verbeteren Of beter nog, zoek een praktijkcasus waar je de kennis voor nodig hebt. Dat is niet alleen leuk maar ook nog eens heel effectief!

Ja, dat kan, maar er is wel een maar. Of eigenlijk meerdere ‘maren’. Natuurlijk kun je zelf een inschatting maken of je over de kennis en ervaring beschikt die de KwaliteitsCriteria van je vragen. Maar, bij de EVP-trajecten die wij uitvoeren krijgen wij steevast vele vragen over de interpretatie van criteria. Als je niet over die informatie beschikt is het moeilijk om je zelf te toetsen. Maar laten we er van uitgaan dat je die kennis wel hebt of kunt achterhalen, hoe objectief kijk jij dan naar jezelf? Ben jij echt in staat om die blinde vlek in de spotlights te zetten? Onze ontwikkelcoaches zijn er op getraind om juist die zaken boven tafel te krijgen. En er is nog een maar. Het al dan niet voldoen aan de KwaliteitsCriteria doe je voor jezelf maar ook voor de organisatie waarvoor je werkt of voor je opdrachtgever. Als die akkoord gaat met een zelfevaluatie dan vormt dit geen probleem. Mijn ervaring is echter dat hier vaak geen genoegen mee wordt genomen en gevraagd wordt om een onafhankelijk oordeel.

Ja, gelukkig wel. Natuurlijk met een hbo-diploma op zak kun je dat altijd aantonen. Hoewel, Ik heb eens gehoord dat een werkgever alle diploma’s van z’n medewerkers als niet relevant beschouwde en via een assessment liet onderzoeken wat het niveau van zijn medewerkers was. Niet het papiertje maar de daadwerkelijke competentie telt.

Maar hoe toon je aan dat je op hbo-niveau presteert als je geen hbo-diploma hebt? Dat kan bijvoorbeeld door een EVC-traject te doorlopen. Hiervoor wordt het EVP-traject opgevolgd met een assessment. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in een landelijk erkend bewijs van vakbekwaamheid.

Is een EVC niet nodig dan kunnen wij ook op een alternatieve manier het opleidingsniveau vaststellen. Ook hiervan krijg je een bewijs maar dat wil niet zeggen dat het overal geaccepteerd wordt.

De afkorting EVP komt vaak voorbij als het over de KwaliteitsCriteria gaat. EVP staat voor ErVaringsProfiel. Dit is een methodiek die afgeleid is van de EVC-methodiek. EVC staat voor ErVaringsCertificaat. Anders dan een EVP is een EVC een landelijk erkende standaard. Met een EVC heb je recht op een landelijk erkend vakbekwaamheidsbewijs. Met een ErVaringsProfiel ligt dat anders.

EVP is tot op heden een niet beschermde naam en is bovendien vormvrij. EVP-trajecten en de rapportages die daar het gevolg van zijn kunnen dus per aanbieder verschillen. Wel is het zo dat als een EVC-aanbieder een EVP-traject uitvoert hij altijd in zijn achterhoofd zal houden dat een EVP later als basis voor een EVC-traject moet kunnen worden gebruikt.

Hoe dan ook, een EVP geniet dus geen landelijke erkenning. Wel wordt het door gemeenten en omgevingsdiensten beschouwd als de standaard waarmee tegen redelijke kosten de 0-situatie t.o.v. de KwaliteitsCriteria in beeld kan worden gebracht. Wil je echt iets in handen krijgen wat landelijk erkend is kies dan voor een EVC-traject. Bijvoorbeeld als je al jaren op hbo-niveau werkt en dit nu eens eenduidig vast wil laten leggen.

Dit zal een vraag zijn die nu, maar ook in de toekomst gesteld gaat worden. Want er wordt inmiddels ook aan de volgende (Ow-proof) versie van de KwaliteitsCriteria gewerkt. Zoals ik hier al eens eerder heb uitgelegd veel verschillen tussen de 2.1 en de 2.2 versie van de KwaliteitsCriteria. Daardoor is deze interessante vraag niet snel te beantwoorden. Er zijn Deskundigheidsgebieden waar de criteria (nagenoeg) gelijk zijn gebleven maar de meest deskundigheidsgebieden hebben één of meerdere extra criteria gekregen. Daarnaast zijn er ook verschillende deeldeskundigheidsgebieden samengevoegd tot één deskundigheidsgebied. Ik schat in dat grofweg 85% van de deskundigheidsgebieden significant gewijzigd zijn. Daardoor kan ik niet direct duidelijk geven of een VTH-professional ook aan de KC 2.2 voldoet. Dat is alleen op individueel niveau te bekijken.

Uiteraard zal de komst van de Ow ook gevolgen gaan hebben voor de KwaliteitsCriteria die gelden voor de milieuvergunningverlener. Tegelijkertijd zal een milieuvergunningverlener ook onder de Ow kennis moeten hebben van de verschillende milieukundige aspecten die van belang zijn voor de vergunningverlening/ beoordeling van activiteiten. Kennis van bijvoorbeeld bodem, geluid en externe veiligheid zullen ook dan nog van belang blijven. Het juridisch kader gaat wel veranderen dus onderwerpen als Wm, Wabo enz. zullen t.z.t. uit de KwaliteitsCriteria verdwijnen. Mijns Inziens is het in het kader van de Ow dan ook niet meteen een ‘showstopper’ voor een EVP-traject op basis van de KwaliteitsCriteria 2.2. Overigens verwacht ik ook niet dat er op korte termijn een nieuwe versie van de kwaliteitscriteria zal verschijnen. Mijn inschatting is dat dit nog wel een paar jaar kan duren.

Ja, dat is het. En wel om meerdere redenen. Overigens wordt deze vraag ons overwegend door detacheerders gesteld. Zij stellen: “Wij raken onze mensen ook zonder zo’n toets wel kwijt”. Toegegeven bij de huidige marktvraag is dat ook zo. Tegelijkertijd denk ik dat veel van deze detacheerders gewoon geld laten liggen. Een investering in een toetsing aan de KwaliteitsCriteria is namelijk heel snel terug te verdienen. Een kandidaat waarvan je kunt aantonen dat deze (in ruime mate) voldoet aan de KwaliteitsCriteria kan namelijk tegen een hoger tarief worden weggezet. Doe je dat niet dan laat je dus eigenlijk geld liggen. Het gaat toch niet om de investering maar om de opbrengst van de investering?!

Naast deze voor de hand liggende financiële prikkel is er nog een belangrijke reden om eens goed te kijken naar de deskundigheid van de kandidaten van detacheringsbureaus. Met een toets aan de KwaliteitsCriteria investeer je in mensen en krijg je inzicht in de mogelijke ontwikkelpunten van VTH-professionals. Zo ben je als dienstverlener in staat de kwaliteit te verhogen en te borgen.

Nog steeds wordt er gekoerst op invoering van de Wkb per 1 januari 2022. Dat is al best snel. Bij ons beginnen inmiddels de vragen binnen te druppelen over de opleidingseisen voor kwaliteitsborgers. Maar wat zijn die eigenlijk en waar zijn die eisen vastgelegd? In de memorie van toelichting op het besluit Kwaliteitsborging staat dat er in de Regeling Kwaliteitsborging nadere eisen worden gesteld aan de opleiding en ervaring van de kwaliteitsborger. Met dank aan Wico Ankersmit heb ik de inzage gekregen in de conceptteksten. Hierin zijn de minimale eisen opgenomen. Uit een eerste vergelijking met de eisen uit de BRL5019 valt o.a. op dat de eisen voor de toezichthouder in de BRL strenger zijn dan die in de concept regeling zijn opgenomen. De strengere eisen stroken met het uitgangspunt dat de regeling slechts minimale eisen bevat. Wat nog meer opvalt is dat permanente educatie verplichtend is geregeld voor de personen die werkzaam zijn voor kwaliteitsborger. Daarnaast moet hij aantoonbaar op de hoogte zijn van de laatste wijzigingen in voorschriften. De regeling gaat daarmee aanzienlijk verder dan de KwaliteitsCriteria 2.2. Werk aan de winkel dus!

Er is iets vreemds aan de hand met deskundigheidsgebied 17 Sloop en asbest. Het gaat zowel over asbestsloop als over reguliere sloop-activiteiten. Wat nog meer bijzonder is is dat in dit deskundigheidsgebied vergunningverlenende en handhavende activiteiten zijn samengebracht. Daar waar overal in de KwaliteitsCriteria er afzonderlijke deskundigheidsgebieden zijn voor vergunningverlening enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds is dat hier dus niet zo.

Juist dat maakt de vraag van vandaag lastig te beantwoorden. Want iedereen zal begrijpen dat voor het afhandelen van (asbest)sloop meldingen de opleiding asbestdeskundige wel wat overmaats is. Voor de toezichthouder is het echter geen overbodige luxe.

De opstellers van de KwaliteitsCriteria hebben verder geen toelichting op gegeven op welke criteria voor de vergunningverlener gelden en welke voor de handhaver. Het verdient niet de schoonheidsprijs maar we moeten het er mee doen. Gezond verstand blijft altijd het uitgangspunt.

Ik dacht dat ik toch wel alle mogelijke VTH-professionals in een EVP-traject had langs gehad. Maar vanmorgen diende er zich een nieuwe categorie aan. De toezichthouder brandpreventie. Maar aan welke criteria zou die moeten voldoen vroeg ik mij af. Welk deskundigheidsgebied past daar bij? Binnen de KwaliteitsCriteria zijn de activiteiten van het toezicht op de naleving van brandveiligheidsvoorschriften bij twee deskundigheidsgebieden ondergebracht. Namelijk bij het generieke deskundigheidsgebied voor de bouwtoezichthouder en bij het specialistische deskundigheidsgebied van brandveiligheidsspecialist. Echter zowel de bouwtoezichthouder als de brandveiligheidsspecialist hebben een veel breder takenpakket dan alleen het toezicht op brandveilig gebruik. Wat is wijsheid? Wat mij betreft is de beste keus om de activiteiten onder te brengen bij deskundigheidsgebied 14 Brandveiligheid. De criteria die daarvoor gelden zijn logisch en sluiten aan bij het werk van de preventist. Logisch nadenken blijft belangrijk bij het toepassen van de KwaliteitsCriteria2.2.

Ik voer nog wel eens de discussie over nut en noodzaak van de KwaliteitsCriteria VTH. Natuurlijk is er inhoudelijk best het een en ander op de criteria aan te merken. Maar als je naar het grote plaatje kijkt denk ik toch dat de balans naar de positieve kant doorslaat. De KC 2.2 zorgt voor een gestructureerd kader om de deskundigheid van VTH-medewerkers aan af te meten. Het verplicht je om er over na te denken en met elkaar de discussie aan te gaan over kennis en vaardigheden in relatie tot je deskundigheid. Dat alleen al is meerwaarde. Daarnaast heb ik vaak gemerkt dat het (aankomende) VTH-professionals helpt bij het uitstippelen van hun ontwikkelpad. Het geeft een begin van het antwoord op de vraag waar je je nog op ontwikkelen moet/of kan.

Dit is niet alleen een interessante vraag maar ook wel een vraag met een dubbele bodem. Want, moet PE verplicht zijn voordat je daarmee aan de slag gaat? De vraag stellen is hem beantwoorden. Permanente educatie (in welke vorm dan ook) doe je omdat je deskundig wil blijven in je vak. Niet omdat het moet. Volgens mij is daarom de vraag hoe je permanente educatie vorm geeft veel belangrijker. 

Wanneer heb je wat nodig om bij te blijven in je vak en hoe krijg je toegang tot nieuwe kennis en inzichten. Laten we in dit kader ook vooral niet vergeten dat de permanente educatie vaak plaats vind in de praktijk van alle dag. Belangrijk is om te herkennen waar kenniserosie is opgetreden en wat de wijzigingen zijn in wet en regelgeving en welke innovaties in je werkveld en rol (gaan)spelen. 

In de KC staat “Van medewerkers wordt verwacht dat zij de kennis…. actueel houden” en “Voor bijscholing zijn (nog) geen criteria opgenomen”. Je bent dus wel verplicht om je kennis op peil te houden maar hoe je dat doet is niet vastgelegd. Dat is bij de Wkb overigens wel het geval. Daar is bepaald dat tweejaarlijks een herhalingscursus moet worden gevolgd.

Om te beginnen is de vuurwerkramp in Enschede één van de aanstichters van de behoefte aan professionalisering van het VTH werkveld. Daarom is het bijzonder dat het woord vuurwerk niet voorkomt in de #KwaliteitsCriteria. Zowel de vergunningverlener als de handhaver hoeft hiervoor geen aanvullende opleidingen te volgen, of aanvullende kennis te hebben van vuurwerk. Ook als dit de kerntaak is van de VTH-professional. Het zou mooi zijn als daar in een volgende versie van de KwaliteitsCriteria wel in voorzien wordt. 

Kortom vanuit de KwaliteitsCriteria is er geen verplichting om een KIWA certificaat te halen. Over toekomstige eisen kan op dit moment geen uitspraak worden gedaan. Uiteindelijk gaat het er om of je professioneel genoeg bent en of daarvoor het bedoelde certificaat ook echt voor nodig is. Ik kan mij voorstellen dat de kennis die nodig is om het certificaat te behalen wel van pas komt. Het bedoelde certificaat is een extra borging. Maar net als bij andere criteria gaat het volgens mij niet om het certificaat maar om de kennis en hoe je die in de praktijk toepast.

Op dit moment wordt er door veel omgevingsdiensten en gemeenten nog gewerkt aan het opleidingsplan voor 2022. Logisch dat de Omgevingswet daar de hoofdrol in speelt. Tegelijkertijd zijn er mogelijk ook nog onderwerpen die in het kader van de KwaliteitsCriteria VTH om aandacht vragen. De vraag over het opleidingsplan wil ik echter belichten vanuit de in te zetten leerinterventies. Dus: Op welke manier ga je aan de slag met je eigen ontwikkeling?

Een traditioneel opleidingsplan is vormgegeven rondom cursussen en opleidingen. Gelukkig wordt daar (mede dankzij corona) tegenwoordig toch ook al snel e-learning aan toegevoegd. Voor het opleidingsplan van 2022 wil ik echter een lans breken voor zelfstudie en praktijkleren. Waarom? Omdat dit de meest efficiënte manier van leren is die daarnaast ook nog eens de meest gebruikte niet geformaliseerde methode is om je kennis te verdiepen.

Als VTH-professional ben je vaak niet anders gewend dan de problemen waar je in de praktijk tegenaan loopt op te lossen. En als je iets niet weet dan vraag je het een collega of zoekt het op op internet. Zelfstudie in relatie tot praktijkleren doen we dus al. Het enige wat we niet doen is bijhouden wat we allemaal geleerd hebben.

Misschien een idee om daar meer vorm en inhoud aan te geven bij het opleidingsplan 2022! Een LearningManagementSysteem zoals het LeerpleinOmgevingsrecht.nl kan daar bij helpen.

Het is de tijd van het jaar waarin veel planningsgesprekken worden gehouden. Naast de planning van het werk wordt er dan ook gesproken over de planning van je ontwikkeling. Vaak wordt dan samen gekeken naar welke opleidingen en cursussen in het kader van de persoonlijke deskundigheidsontwikkeling moeten worden gevolgd. Een meer natuurlijke manier van leren blijft daarbij nog al eens (helaas) onderbelicht. Ik bedoel hier zalfstudie in combinatie met leren in de praktijk. Als het hierover gaat dan is een veel gehoorde vraag: Hoe doe je dat dan? Dat is een logisch want waar begin je en wat wil je/moet je precies leren?

Het antwoord gaat dus zowel over de methode als de inhoud. Voor de inhoud is het verstandig om vooraf een leerdoel te formuleren. Daarmee begrens je de inhoudt en geeft ook direct al richting. Om je zelfstudie-activiteiten te structureren helpt een opdrachtomschrijving. Hierin kunnen één of meerdere acties worden omschreven die je gaat uitvoeren. Daarnaast kan er in de zelfstudie-opdracht ook aandacht worden geschonken aan de manier van vastleggen.

Als laatste (en dat is denk ik ook vaak een vergeten onderdeel van zelfstudie) is het belangrijk dat je je opgedane kennis ook expliciet maakt en daarmee aantoonbaar maakt voor anderen. Dat kan in de vorm van een praktijk-casus of bijvoorbeeld een zelfreflectie. Ik ben erg benieuwd hoe kijken jullie aankijken tegen de mogelijkheden van zelfstudie om kennis te verrijken?

De ABW I en II zijn begrippen in #BWT land. De BOB zal ook met instemming kennis hebben genomen van het feit dat de ABW I en II ook letterlijk in de KwaliteitsCriteria VTH zijn opgenomen. En toch is het antwoord op deze interessante vraag nee. Je hoeft geen ABW I diploma van de BOB te hebben om aan de KC te voldoen.

Ten eerste heeft de BOB niet het monopolie op goede opleidingen voor BWT-medewerkers. Daarvan hebben wij er bij onze EVP-trajecten verschillende van voorbij zien komen. Ten tweede is een opleiding, cursus of training niet de enige manier om kennis te vergaren en vaardigheden te ontwikkelen. Ook de de praktijk van alle dag biedt alle kans om dit te doen. Ten derde kun je natuurlijk ook verschillende cursussen stapelen waardoor je uiteindelijk dezelfde materie beheerst als dat je na het doorlopen van ABW I zou beheersen.

Het gaat er dus niet om of je een ‘papiertje’ hebt gehaald maar of je de kennis hebt opgedaan die nodig is voor je werk. Hoe je die kennis hebt opgedaan is van ondergeschikt belang. Dus voel je vrij om van je collega wat op te steken of door zelfstudie je kennis te verbeteren. Of beter nog, zoek een praktijkcasus waar je de kennis voor nodig hebt. Dat is niet alleen leuk maar ook nog eens heel effectief! 

Dit is een vraag die mij veel vaker gesteld wordt en die niet alleen over de Wet natuurbescherming wordt gesteld. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen er heel veel wetten die in de KwaliteitsCriteria als criterium zijn opgenomen komen te vervallen. Vervolgens zul je de vraag moeten stellen of de juridische regels die in de betreffende wet stonden dan ook daadwerkelijk komen te vervallen. Voor zover ik weet zullen er ook in de Omgevingswet regels zijn opgenomen omtrent natuurbescherming. De Omgevingswet vraagt om een nog integrale benadering dan de Wabo op dit moment al van VTH-professionals vraagt. Het zou dan ook opmerkelijk zijn als we met de inwerkingtreding van de Omgevingswet ineens de regels mbt natuurbescherming buiten beschouwing gaan laten en daar ook geen kennis meer van zouden hoeven te hebben.

Kortgezegd betekent dit dat het wel degelijk zinvol is om een cursus mbt natuurbescherming door te laten gaan. Daarbij (en dat is volgens mij inmiddels al gewoonte bij opleiders) zal naarmate de inwerkingtredingsdatum van de Ow nadert de nadruk meer komen te liggen op hoe natuurbescherming in de Ow is geregeld en wat dat voor de VTH-professional betekent. De nadruk komt dan steeds minder te liggen op de wetgeving die aanstaande is te verdwijnen.

Zoals jullie al hebben kunnen lezen heeft minister de Jonge aangekondigd dat op 1 januari aanstaande (2024) de Omgevingswet in werking treed. Er is nog veel te doen en niet in de laatste plaats in het licht van opleiden en ontwikkelen. Want, ben jij al klaar voor de Ow? De invoering van de Ow heeft ook gevolgen voor het toetsingskader voor de deskundigheid van VTH-professionals. Dit is namelijk niet op de Ow maar op de sectorale wetten gebaseerd. De Wro, Wet natuurbescherming, Wet milieubeheer, Woningwet en Erfgoedwet zullen allemaal opgaan in de Omgevingswet en daarmee is de huidige versie van de KwaliteitsCriteria aan een update toe.

Het goede nieuws is dat deze update er ook gaat komen. Namens het KennisCentrum mag ik meedenken over de noodzakelijke aanpassingen. Niet meteen slecht maar wel minder gelukkig is het feit dat de opdracht beperkt is tot het aanpassen in relatie tot de Ow. Alle andere noodzakelijke aanpassingen moeten nog even wachten. Wel is al geconstateerd dat de KwaliteitsCriteria zoals we die nu hanteren op verschillende punten mank gaat en aan een grondige revisie toe is. Die zal echter pas op een later moment plaats vinden.

Zeer onlangs publiceerde de VNG op haar website de nieuwe versie van de KwaliteitsCriteria, versie 2.3. Ondanks het feit dat deze nog aan de minister moet worden voorgelegd kunnen we er wel van uitgaan dat dit de versie is waarmee we kunnen/moeten gaan werken als de Omgevingswet in werking is getreden.

KwaliteitsCriteria 2.3
Een eerste analyse van de KwaliteitsCriteria 2.3 leert dat het voornamelijk een cosmetische aanpassing is geworden. De criteria zijn aangepast aan de terminologie van de Ow. Slechts twee criteria zijn komen te vervallen. Kennis van de Woningwet en de bouwverondening wordt bij geen enkel deskundigheidsgebied meer vereist. Deze cosmetische wijzigingen hebben daarom nagenoeg geen invloed op de robuustheidsbeoordeling op basis van de KC 2.2.

De Wkb die gelijk met de Ow wordt ingevoerd is niet in de nieuwe set verwerkt. Zo ontbreken bijvoorbeeld aanpassingen van het deskundigheidsgebied Toezicht en Handhaving bouwen op dit punt. Met name voor eenvoudige situaties (gevolgklasse 1) zou dit wel aangepast moeten worden.

Competentieprofielen
Naast de deskundigheidstabellen wordt er een nieuwe bijlage aan de KwaliteitsCriteria toegevoegd. Dit betreft de bijlage die gaat over de competentieprofielen die op organisatieniveau van toepassing worden. De volgende profielen zijn beschreven:

  • casemanager,
  • vergunningverlener,
  • toezichthouder/handhaver,
  • juridisch adviseur en
  • specialistisch adviseur

De VNG geeft in haar toelichting aan dat het de bedoeling is dat deze competenties niet op individueel maar op organisatieniveau worden gemeten.

De consequenties zijn:

  1. Er zijn nagenoeg geen gevolgen voor de status van deskundigheid en robuusteidsbeoordeling van de organisatie
  2. De invoering en toetsing aan de competentieprofielen op organisatieniveau vragen nadrukkelijk om extra aandacht.

Het zingt al een tijdje rond. De nieuwe set van KwaliteitsCriteria VTH bevat een extra bijlage met competentieprofielen. Maar wat moet je daarmee. Hoe gaat dit je als omgevingsdienst of gemeente helpen bij het verbeteren van de kwaliteit van het VTH-werk?

Om maar eens met het laatste te beginnen, natuurlijk helpen competenties bij het verbeteren van de kwaliteit. Tot nu toe werd er alleen gewerkt met kennis- en ervaringscriteria. Maar alleen daarmee win je de wedstrijd niet. Competenties zijn niet alleen een waardevolle toevoeging voor de KwaliteitsCriteria het zijn volgens mij ook onmisbare elementen voor het succes van de VTH-professional.

Dan is de volgende vraag: Hoe kun je op een zinvolle manier aan de slag met competenties? Vooropgesteld, dat gebeurt (gelukkig) al op verschillende plaatsen. De competentieprofielen kunnen hierbij als extra impuls worden gebruikt. Daarbij kunnen we leren van fouten uit het verleden zoals: Competenties gebruiken om medewerkers mee te beoordelen of competenties zien als een eenmalige actie. Het gesprek aangaan over competenties en hoe die te ontwikkelen vraagt bovenal om een positieve insteek en om continue aandacht. Dus als je als omgevingsdienst aan de slag wil met de competentieprofielen uit de KC2.3 neem dat dan als vertrekpunt.

Vervolgens dringt zich de vraag op: Hoe creëren we die gemeenschappelijke basis om het gesprek aan te gaan over competenties? De afgelopen maanden hebben wij een aantal verzoeken binnen gekregen om naast kennis ook competenties van medewerkers te valideren. Mijn antwoord was dat ik dat niet een goed idee vond. Om een goed beeld van de competenties te krijgen hebben wij als externe een grote achterstand op bijvoorbeeld de manager. De manager heeft vaak vanuit de praktijk vaak wel een beeld van de competenties van een medewerker. De manager is ook vaak de aangewezen persoon om het gesprek aan te gaan over competentieontwikkeling. Ik denk dat dat voldoende reden is om (als je daarvoor kiest) competentiescans een samenwerking te laten zijn tussen medewerker en manager (als klankbord).

Om haar klanten hierbij te helpen heeft het KennisCentrum VTH een competentiescan ontwikkeld die door de medewerker op basis van zijn eigen inzichten kan invullen en de basis kan vormen voor het gesprek over competenties en de ontwikkeling daarvan.

In de wereld van vergunningverlening, toezicht en handhaving zou je verwachten dat gelijke situaties op een gelijke manier beoordeeld en gecontroleerd worden. Niets is minder waar. Natuurlijk, VTH-werk is mensenwerk, dus wat de een belangrijk vind is voor de ander bijzaak. En nee, dat zou niet moeten, maar toch gebeurd het. In onze praktijk van het valideren van kennis en kunde proberen we dat zoveel mogelijk uit te sluiten. We hebben daar zelfs een heel stelsel omheen gebouwd met een kwaliteitscode, een toezichthoudende en certificerende instantie. We doen er alles aan om de betrouwbaarheid van EVP- en EVC-validatietrajecten te verhogen en te voorkomen dat er verschillen zijn tussen de verschillende aanbieders. Natuurlijk is er altijd wat te verbeteren maar in de basis is dit goed geregeld.

Maar als je kijkt hoe verschillende omgevingsdiensten omgaan met het aantonen van de robuustheid van hun organisatie dan slaat mij de schrik om het hart. Totale willekeur. De ene omgevingsdienst laat (periodiek) de kennis en kunde van haar medewerkers extern valideren door een EVC-erkend bureau. Aan het andere eind van het spectrum zit een omgevingsdienst waarvan de directeur (en dit is niet gelogen) de volgende uitspraak deed: “onze omgevingsdienst voldoet aan de KwaliteitsCriteria, omdat ik het zeg.” Omgevingsdiensten meten hun robuustheid niet met twee maar misschien wel met 10 verschillende maten. De maatlat (de KC2.3) is dan misschien wel gelijk maar elke omgevingsdienst gebruikt die maatlat op zijn eigen manier.

In het IBP-VTH wordt hardt gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van het VTH-werkveld. De robuustheidscriteria zijn daarbij een belangrijk onderwerp van gesprek. Ik hoop van ganser harte dat nu dan ook de stap gezet gaat worden naar een eenduidige methode om de robuustheid te meten. Dus niet alleen de maatlat maar ook de wijze waarop de maatlat wordt gebruikt.

De vraag of je nu als niet natuurvergunningverlener toch kennis moet hebben van de natuurregelgeving wordt met enige regelmaat aan mij gesteld. “Ik verleen milieu/bouw vergunningen, met natuur heb ik niets te maken, daar zijn anderen voor” is een opmerking die ik regelmatig hoor.

Steeds weer probeer ik dan uit te leggen waarom de basiscursus natuurregelgeving in het Ow-stelsel als aanvullende opleiding in de KC is opgenomen. In de Wabo-tijd was het al nodig om over je eigen vergunninggrenzen heen te kijken. Met de inwerkingtreding van de Ow is de behoefte niet minder geworden. De tijd dat je enkel naar je eigen afgebakende werkterrein kunt kijken is al lang geleden. Of je nu een bouw- of milieuvergunning verleent je hebt eenvoudig weg ook rekening te houden met stikstof, vleermuizen in de spouw of gevoelige soorten op de bouwplaats. Om daar rekening mee te houden moet je deze situaties herkennen en daar is kennis voor nodig. Dit is dan ook de reden dat de kennis van natuurregelgeving als aanvullende opleiding bij milieu- en bouwvergunningverleners als criterium is opgenomen. Het gaat dan om globale kennis want de diepgaande kennis zit uiteraard bij de natuurvergunningverlener.

Overigens staat de kennis van natuurregelgeving voor niet natuurvergunningverleners niet op zichzelf. Milieuvergunningverleners moeten volgens de KC kennis hebben van de bouwregelgeving in het Ow-stelsel en bouwplantoetsers van de milieuregelgeving in het Ow-stelsel.